Decubitus en incontinentie
Decubitus
Wat is decubitus?
Decubitus is de beschadiging van weefsels ten gevolge van lokale inwerking van druk- en of schuifkrachten. Meestal ontwikkelt decubitus zich op plaatsen waar het bot vlak onder de huid ligt, zoals hielen, stuit, wervels, schouderbladen en oren. Decubitus komt bij alle leeftijdsgroepen voor.
Oorzaken van decubitus
Een belangrijke oorzaak van decubitus is een overmaat aan druk- en schuifkrachten op het lichaam. Het belangrijkste risico voor het ontwikkelen van decubitus is de met hogere leeftijd gepaard gaande verminderde mobiliteit. In ongeveer 80% van de gevallen ontstaat decubitus op plaatsen waar het botweefsel zich dicht onder de huid bevindt zoals stuit, hielen, heup, enkels, en ellebogen.
Risicofactoren voor het ontwikkelen van decubitus
- Verminderde mobiliteit/bedlegerigheid
- Verminderde pijnsensatie t.g.v. ziekte of behandeling (pijnmedicatie)
- Vochtige huid t.g.v. incontinentie of transpiratie
- Harde of oneffen onderlaag (matras en stoel)
- Dehydratie
- Slechte voedingstoestand
- Leeftijd
- Dementie
- Langdurig gebruik van corticosteroïden
- Slechte (bloed)circulatie
Taken van deskundigen bij decubitus
De verpleegkundige: De verpleegkundige zal tijdig de arts, de diëtist of het voedingsteam op de hoogte moeten stellen van het feit dat er kans is op het ontstaan van decubitus .
De fysiotherapeut of ergotherapeut: De fysiotherapeut of ergotherapeut zal in overleg met de arts, verpleegkundige en decubitusconsulent toezien op het gebruik van drukreducerende middelen en wisselhouding.
De diëtist: De diëtist dient betrokken te worden bij de preventieve en behandeling van decubitus en zal zorg dragen voor: de beoordeling van de voedingstoestand, het inschatting van de voedingstoestand, een passend voedingsadvies met regelmatige evaluatie van voorgeschreven voeding en aanpassingen van de voeding.
De aanbevolen hoeveelheden energie, eiwit en vocht bij decubitus:
- Energie: 30-35 kcal per kilogram lichaamsgewicht
- Eiwit: 1,25-1,5 g/kg/dag
- Vocht: 1,5-2 liter vocht per dag
Stadia van decubitus
Decubitus wordt ingedeeld in 4 stadia:
- Graad 1 = lokale roodheid, niet wegdruk baar
- Graad 2 = blaarvorming
- Graad 3 = oppervlakkige decubitus
- Graad 4 = diepe decubitus
Voedingsbehandeling bij decubitus
De voedingstoestand
Voeding is één van de factoren die de behandeling positief kan beïnvloeden. Een slechte voedingstoestand kan zich uiten in een vertraagde wondheling.
Energie
Bij de behandeling van de decubitus is de energiebehoefte verhoogd: tussen 30 en 35 kcal/kg/dag. Dit is sterk persoonsafhankelijk. Zo zal de energiebehoefte hoger liggen bij een ernstige decubitus en bij onderliggende ziekte.
Eiwit
Naast de energie behoefte is de behoefte aan eiwitten verhoogd: gemiddeld 1,2 tot 1,5 g/kg/dag. Ook hier is de behoefte mede afhankelijk van de ernst van decubitus, de onderliggende ziekte en de Body Mass Index (BMI); hoe lager de BMI hoe meer kans op decubitus. Extreem magere mensen moeten extra alert zijn op decubitus. Mensen met een hoge BMI die in een korte tijd veel lichaamsgewicht verloren kunnen ook decubitus ontwikkelen. Bij decubitus graad 4 kan er een enorm verlies van pus en ontstekingsvocht optreden. Hierdoor is de kans op een eiwittekort groot.
Vocht
De patiënt kan via een decubituswond veel vocht verliezen. De vochtinneming dient minimaal 1,5 tot 2 liter per dag te zijn.
Vitamines, mineralen en spoorelementen
Voor de wondheling is het van belang dat de patiënt genoeg vitamines, mineralen en spoorelementen binnen krijgt.
Ondervoeding
Voorkom ondervoeding bij decubitus. Als blijkt er sprake is van (risico op) ondervoeding dient er een voedingsinterventie te worden gestart. Het resultaat van het verbeteren van de voedingstoestand is:
- Meer welbevinden voor de patiënt
- Minder kans op complicaties
- Vermindering van kosten
Bij de behandeling van een bestaande decubitus is een goede voedingstoestand de de voorwaarden voor herstel. Hier kan de diëtist uitkomst bieden. Een slechte voedingstoestand hangt vaak samen met factoren zoals ernstige ziekte, een beperkte activiteit of een verminderde reactie op pijnprikkels.
Lees hier meer over ondervoeding op onze website of klik hier voor meer informatie over decubitus.
Incontinentie
Incontinentie is ongewild verlies van urine en/of ontlasting. Het is geen ziekte op zich, maar het kan wel onderdeel van een ziektebeeld zijn. Incontinentie van urine komt vaker voor dan incontinentie van ontlasting. Mensen praten niet makkelijk over incontinentie terwijl het een veel voorkomend probleem is, vooral bij ouderen.
De diëtiste bij incontinentie
De verpleegkundige speelt de hoofdrol bij incontinentie. De diëtist kan helpen om voldoende vocht binnen te krijgen. Met veel vocht spoelt de blaas en de katheter goed door, verdunt de urine en verminderd de kans op irritaties en infecties. Het advies om genoeg te drinken is niet altijd eenvoudig: veel mensen zijn bang vanwege het verschonen van het opvangmateriaal.
Hoeveel moet je dan drinken?
Het is belangrijk om 1750 tot 2000 ml vocht per dag binnen te krijgen. Praktisch houdt dit in: 8 kopjes van 125 ml en 5 bekers van 175 ml. Met hoge temperaturen en bij koorts is de aanbeveling minstens 2 liter. De urineproductie moet minimaal 1 liter zijn en de kleur lichtgeel. Door regelmatig te eten en op gezette tijden naar de toilet te gaan kan de blaas getraind worden. Het drinken van alcohol en koolzuurhoudende dranken bevordert de urineproductie.
Urine-incontinentie (of druppelincontinentie)
Urinewegen
Onze urinewegen bestaan uit de nieren, de urineleiders, de blaas en de plasbuis. Vanuit de nieren wordt de urine door de urineleiders naar de blaas getransporteerd, waar het wordt opgeslagen. Een normale blaas heeft een inhoud van 400-500 ml. Als de totale hoeveelheid urine groot genoeg is (ongeveer 300 ml) ontstaat aandrang tot plassen. De gemiddelde urineproductie is 1 tot 1,5 liter per 24 uur, afhankelijk van hoeveel je drinkt.
Oorzaak
Druppelincontinentie is ongewild urineverlies waarbij de ontlediging van de blaas niet goed werkt. Urine-incontinentie wordt veroorzaakt door de blaas die bij het plassen niet goed leegloopt. Bij beide vormen van incontinentie is er sprake van urineverlies, zonder dat je van tevoren aandrang hebt gevoeld om te plassen. Op een gegeven moment is de druk in de blaas groter dan de plasbuis aankan. De blaas loopt letterlijk over. Dit gebeurt in kleine beetjes of als volledige blaasinhoud. Dit komt vooral voor bij mannen en is meestal het gevolg van een vergroting van de prostaatklier, maar ook bij diabetes mellitus of een neurologische afwijking kan deze vorm van incontinentie ontstaan.
Blaastraining
Bij incontinentieklachten ligt de nadruk op preventie. Mictietraining (blaastraining) en het adviseren van patiënten regelmatig te plassen kan latere incontinentieklachten en bijkomend klachten helpen voorkomen. Bij incontinentieklachten is een fysiotherapeut, die zich gespecialiseerd heeft in bekkenbodem problematiek, vaak een laagdrempelige oplossing. Diuretica (plaspillen) zijn medicijnen die de urineproductie kunnen stimuleren door overtollig vocht aan het lichaam te onttrekken.
Fecale (ontlastings-)incontinentie
De endeldarm
De endeldarm vormt het laatste gedeelte van ons darmstelsel. De endeldarm kan uitzetten en daardoor een bepaalde hoeveelheid ontlasting vasthouden (opslagcapaciteit). Verlies van controle over de anale sluitspier leidt tot incontinentie van ontlasting. Als de ontlasting in de endeldarm ophoopt ontstaat aandrang. De anale sluitspier trekt zich samen om te voorkomen dat de ontlasting ongewild de endeldarm verlaat. De kracht van de anale sluitspier, de opslagcapaciteit en de aandrang zijn bepalend voor de stoelgang.
Oorzaken
Er zijn meerdere oorzaken van fecale incontinentie. Bijvoorbeeld schade aan de anale sluitspieren als gevolg van letsel aan de bekkenbodem door een bevalling of operatie. Ook door bijvoorbeeld radiotherapie bij prostaatkanker, gynaecologische kanker of slappe spieren wegens verouderingszenuwschade (door diabetes of beroerte).
Verlies van controle over de stoelgang is de belangrijkste reden waarom hulpbehoevende ouderen in een verpleeghuis worden opgenomen. Veel ouderen met incontinentie schamen zich en denken dat er niets aan te doen is. De meeste vormen van incontinentie zijn met een bekkenbodemtraining, een blaastraining en eventueel aanvullende medicatie echter goed te behandelen. Mensen kunnen dan weer de deur uit en het gebruik van incontinentiemateriaal kan worden beperkt. Indien deze maatregelen niet voldoende helpen kunt u de huisarts vragen om een verwijzing naar de MDL-arts voor verdere evaluatie. Bij matige tot chronische incontinentie van ontlasting krijgen patiënten in eerste instantie dieetaanpassingen en medicatie voorgeschreven.
Paradoxale diarree (overloopdiarree)
Overloopdiarree ontstaat door bacteriële overgroei. Er lekt dunne ontlasting weg langs de vaste ontlasting die in de darm opgehoopt is. Hierdoor lijkt het alsof iemand de ontlasting niet op kan houden terwijl laxeren juist de oplossing is. Bij overloopdiarree wordt geadviseerd veel te drinken en genoeg voedingsvezels te consumeren. Deze voedingsvezels en vocht maken de ontlasting soepeler.
Indien dit niet voldoende werkt kan spoelen met 1-2 liter water helpen. Bij overloopdiarree wordt vaak medicatie voorgeschreven, afhankelijk van het advies van de behandelde arts.
Voedingsmiddelen en medicijnen die invloed hebben op de kleur en geur:
Advies bij fecale (ontlastings-)incontinentie:
• Drink voldoende (1750-2000 ml per 24 uur)
• Maak ruim gebruik van volkorengraanproducten (zoals volkorenbrood, roggebrood)
• Eet veel groenten en fruit (tenminste 2 opscheplepels groente en 2 stuks fruit)
• Maak indien nodig gebruik van kant-en-klare vezelmixen
Belangrijk:
De bekkentherapeut heeft een beter resultaat bij fecale incontinentie dan dieetaanpassingen en medicatie dat hebben.
Voorbeeld van een voeding met voldoende vezels:
Maak contact met de diëtist
Heeft u vragen of wilt u meer weten over de rol van decubitus of incontinentie?
VodiService heeft een team van diëtisten die u graag verder helpen!